Reactie: advocaat Ton Steinz
Advocaat Ton Steinz heeft jarenlang onderzoek gedaan naar rechtsbijstandverzekeringen. Lees hier zijn bevindingen en zijn reactie op de uitzending.
1. Rechtshulp is een zeer belangrijk onderdeel van onze samenleving zoals degezondheidszorg dat bijvoorbeeld ook is. Er moeten daarom goede waarborgen zijn vooreen optimale kwaliteit van de manier waarop deze dienst wordt verleend en van dedeskundigheid daarbij. In de advocatuur is dat goed en dwingend geregeld en wordt datsteeds bediscussieerd en bijgesteld. Het Ministerie van Justitie heeft hiervoor een apartDirectoraat-generaal Rechtsbijstand en het Kabinet benoemt eens in de circa 10 jaar eenStaatscommissie die alles onderzoekt en met aanbevelingen komt. Ook heeft onlangs deheer Docters van Leeuwen een rapport opgesteld met verdere verbeteringen van hettoezicht over de advocatuur. Dit zal tot nieuwe aanpassingen leiden.
2. Aldus is er voor ons een uitgebreid kwaliteitssysteem ontstaan: meteen na zijn beëdigingmoet een advocaat de zogenaamde beroepsopleiding volgen en met een examen afsluiten.Ook moet hij, onder leiding van een patroon, in de eerste drie jaar ervaring krijgen met eengroot aantal proceshandelingen. Daarna moet ieder advocaat verplicht 20 uur aanopleidingen per jaar volgen, anders wordt hij geschrapt. Dit wordt jaarlijks gecontroleerd.
3. Daarnaast zijn wij onderworpen aan gedragsregels over de manier waarop wij metcliënten, rechters en wederpartijen moeten omgaan. Indien een wederpartij, cliënt van hetkantoor is geweest, mag een advocaat bijvoorbeeld niet een cliënt aannemen die daartegenwil optreden.Zeer belangrijk is de gedragsregel dat de correspondentie tussen advocaten vertrouwelijk is.Dit is bepaald om hen de gelegenheid te geven vrijelijk over een oplossing en een analysete kunnen corresponderen en voorstellen te doen. Deze brieven mogen derhalve niet aan derechter worden overgelegd. Voor een jurist van de verzekeraars geldt dat niet zodat je jesteeds moet afvragen wat de invloed van een brief zal zijn wanneer hij deze bij zijngerechtelijke stukken voegt. Ook moet je veel meer telefonisch afdoen.
Als een zaak in de fase van vonniswijzing verkeert mogen wij ons niet meer tot de rechter wenden, tenzij de andere advocaat daarvoor toestemming geeft. De rechter mag danimmers niet meer eenzijdig beïnvloed worden. Zo zijn er veel andere regels. Zij waarborgen de correcte behandeling van de zaak..
4. Ten slotte heeft ieder arrondissement een Deken waartoe een cliënt zich gemakkelijk kan wenden. Deze heeft uitgebreide bevoegdheden en krijgt er binnenkort nog meer, met name om een kwestie zelf met een maatregel af te doen. Daarnaast bestaat het Tuchtrecht via de Raad van Discipline en, in hoger beroep, het Hof van Discipline. Tuchtrecht is er voor alle beroepsgroepen en branches, zoals makelaars, artsen, notarissen, deurwaarders en anderen.
De meerderheid van die colleges bestaat uit onafhankelijke rechters. Zij kunnen een maatregel opleggen, zoals een waarschuwing, een berisping, een schorsing of eenschrapping. In de nieuwe Kaderwet Tuchtrecht die op stapel staat, wordt de onafhankelijkheid nog versterkt.
5. Alles wat ik hierboven noem ontbreekt voor de juristen van de verzekeraars. Voor hen gelden wel bepaalde gedragscodes maar die zijn alleen door de maatschappijen zelf opgesteld. Zij bevatten maar een fractie van de regels voor advocaten. Sancties die door een college worden opgelegd, bestaan niet. Deze kunnen alleen intern opgelegd worden.
6. Ook ontbrak een interne klachtenregeling voor de verzekerden die bezwaren hadden tegen de manier van behandeling en de deskundigheid van de jurist. De Ombudsman verzekeringen heeft in ten minste vier jaarverslagen, de dringende aanbeveling gedaan dat de maatschappijen zo’n regeling zouden invoeren. Steeds constateerde hij dat dat niet was gebeurd. Uiteindelijk is de wet hiervoor gewijzigd en alleen daarom hebben de maatschappijen een klachtenregeling ingevoerd.
7. De maatschappijen doen ook aan opleiding maar zij vullen dat alleen zelf in. Er geldt in het algemeen slechts een regeling van 8 à 10 uur per jaar. Sancties en voorschriften zijn er niet. In tijden van financiële krapte wordt er ook op bezuinigd. Aldus heeft een grote verzekeraar in 2009 de mogelijkheid om externe opleidingen te volgen, geschrapt. Men kon toen alleen interne opleidingen volgen. Die zullen best goed zijn maar zeker als een jurist een bepaald specialisme heeft, is een externe opleiding van belang. Het behoort ook tot de vrijheid van een advocaat om zelf zijn opleidingspakket te bepalen.
8. Een rechtsbijstandverzekering is in verzekeringsland een vreemde eend in de bijt. Er wordt immers een dienst verleend door personen (juristen en advocaten) in loondienst. Bij een ziektekostenverzekering worden ook diensten verleend, maar daar zijn de artsen zelfstandig gevestigd en onderworpen aan al hun beroepsregels. Dat is bij de juristen niet zo.
De winst bestaat uit de premie-inkomsten minus de kosten. De premies kunnen uitconcurrentie-overwegingen, niet te hoog zijn - thans zelfs al vanaf circa ¤ 12 per maand - maar op de kosten kan bespaard worden. Dat gebeurt door dossiers zo snel mogelijk af te handelen en de juristen daartoe te stimuleren. De interne cultuur is daarnaar dan ook. Dat er bij een uitgebreidere behandeling meer voor een verzekerde kan worden bereikt, is daaraan vaak ondergeschikt.
9. Bij een volle werkweek heeft een jurist een target van circa 210 zaken per jaar. Ik sprak laatst een jurist die in één kwartaal 14 kort gedingen had gevoerd. Dat is redelijkerwijs niet mogelijk. Ook uit andere gegevens blijkt dat zij zeer overladen met werk kunnen zijn. De advocaten en juristen van de verzekeraars opereren dus in een spanningsveld. Hoe kunnen zij optimaal rechtsbijstand verlenen tegen zo laag mogelijk kosten. Dat is op zich reeds een onafhankelijk onderzoek waard. Voor de juristen zou er ook een statuut moeten zijn dat hun vrijheid van handelen en onafhankelijkheid garandeert, maar dat is er niet. Een zelfstandig advocaat kent deze dilemma’s niet.
10. Uit uw enquête blijkt dat 57% van de verzekerden over hun zaak geen persoonlijk gesprek met de jurist hebben gevoerd. Men doet dus veel zaken alleen telefonisch en per mail af. Dit is in de advocatuur nagenoeg ondenkbaar. Door een gesprek ontstaat de noodzakelijke band tussen helper en cliënt als ook het vertrouwen dat er toe leidt dat de cliënt alles meldt wat er te melden valt. Er is dan tevens plaats voor non-verbale communicatie waarbij vragen gelden als “heeft de cliënt het achterste van zijn tong laten zienµ, “zou hij een procedure aankunnenµ etc.. Van al dit soort informatie is de jurist die geen gesprek heeft gevoerd, verstoken.
11. Dit alles leidt ertoe dat de rechtshulp van verzekeraars bij uitstek aan onafhankelijke en gespecialiseerde controle onderworpen moet worden. Dat gebeurt echter niet. Men valt onder het Ministerie van Financiën dat daarvoor niet de expertise heeft, evenmin de AFM. Ook voor hen is deze verzekering namelijk een vreemde eend in de bijt. Bij Justitie is de expertise er wel, maar aan dit Ministerie is in dit kader geen taak toebedeeld. Er is ook geen Deken en geen Tuchtrecht waarbij aan een jurist een maatregel kan worden opgelegd. Voorts is er nog nooit een Staatscommissie benoemd die de gang van zaken en de kwaliteit bij de verzekeraars heeft onderzocht. Daarbij zouden belangrijke aanbevelingen gedaan kunnen worden.
12. Een reden te meer voor controle en regelgeving is dat het juridische domein waarop nietadvocaten zich kunnen begeven zeer groot is – het gaat onder meer om arbeidsrecht, huurrecht en bestuursrecht – en binnenkort nog groter zal worden door de geplande ophoging van de competentiegrens van de Kantonrechters. Daardoor kunnen steeds hogere geldvorderingen door deze rechters, en dus ook door raadslieden die geen advocaat zijn, worden behandeld.
13. Voorts behoort het tot onze grondrechten dat iemand een vrije advocaatkeuze heeft. Dat is voor de verzekeraars echter kostbaar en zodra een zaak door een advocaat behandeld moet worden, maken zij aan de verzekerde niet of nauwelijks bekend dat deze de vrije keus heeft. Uit uw enquête blijkt immers dat 40% van degenen die een advocaat hebben verkregen, hiervan niet wist. Eerdere signalen wezen daar ook op. Men heeft dus een ontmoedigingsbeleid en werkt de verzekerde toe naar de eigen advocaten van de maatschappij of naar kantoren waarmee men vaste prijsafspraken heeft. De meeste verzekerden laten zich dit alles welgevallen.
14. Indien een verzekerde ontevreden is of een klacht heeft moet hij eerst contact opnemen met de jurist die de zaak behandelt (dat is natuurlijk redelijk) en vervolgens met diens leidinggevende. Komt hij er dan niet uit dan moet hij hetzelfde verhaal doen aan de Directie. Daarna staat de weg naar de Ombudsman van het Kifid open en als dat niet lukt kan hij zich pas wenden tot de Geschillencommissie. Hij doet op dat moment voor de vijfde keer zijn verhaal (met meestal een oproep voor een bijeenkomst) en dat kan hem ook te moede worden zodat hij er tussentijds mee stopt. In de advocatuur kan men zich desgewenst meteen tot de Deken en de Raad van Discipline of de Geschillencommissie wenden. Een verzekerde zou mijns inziens ook het recht moeten hebben om sneller te kunnen doordringen.
15. Uit uw enquête blijkt dat maar liefst 19% van alle 43.000 respondenten wel eens een klacht bij de maatschappij heeft ingediend en dat 43% daarvan, niet tevreden is over de afhandeling. Ook is 20% in zijn algemeenheid ontevreden over de verzekering en van degenen die een advocaat hebben verkregen is 20% ontevreden over die advocaat. Dat zijn treurige cijfers, al moet het waarom nog nagegaan worden. Overigens lijkt het mij niet goed mogelijk om van de respondenten een reëel antwoord te verwachten op de vraag of de jurist deskundig was. Omdat zij niet deskundig zijn vragen zij juist om hulp. Deze vraag kan dan ook alleen door een deskundige beoordeeld worden aan de hand van de dossiers.
16. Het Verbond van Verzekeraars heeft in 2008 een onderzoek naar de beeldvorming van de rechtsbijstandverzekeraars laten uitvoeren. De uitkomsten zijn gunstig. De steekproef zou representatief zijn maar is slechts uitgevoerd onder 1428 personen. Uw enquête met 43.000 respondenten weegt zwaarder.
17. De Geschillencommissie kan alleen geldvorderingen in behandeling nemen en doet daarover dan een uitspraak. Aan een Tuchtrechter legt men echter de vraag voor of een jurist een zaak wel goed heeft behandeld en of hij deskundig is geweest. De Tuchtrechter geeft daarbij aan hoe de jurist had moeten handelen. In de loop der tijden ontstaat daardoor een groot kader van aanbevelingen en verplichtingen voor alle juristen. Dat is zeer vormend. De Geschillencommissie is hiervoor niet ingesteld. Een Tuchtrechter heeft dus zijn eigen plaats en betekenis naast een Geschillencommissie.
18. In de statuten van het Kifid van 2006 en van 2007 is opgenomen dat “er eenTuchtcommissie isµ. Die is echter nooit ingesteld doordat de aan het Kifid deelnemende partijen het daarover niet eens konden worden. Tot 1 januari 2008 bestond er in de verzekeringswereld een Tuchtraad in de vorm van de Raad van Toezicht Verzekeringen. Deze is echter afgeschaft in het vooruitzicht van een nieuwe Tuchtcommissie die er niet kwam. Dit is uiteindelijk opgelost doordat het Verbond van Verzekeraars, de Tuchtraad Assurantiën heeft ingesteld. Die kan echter alleen een klacht tegen een maatschappij in behandeling nemen en gegrond verklaren, niet tegen een jurist. Een jurist kan dus nooit een tuchtmaatregel tegen zich krijgen en een (zeer) zwakke broeder kan niet uit het beroep worden verwijderd. Dat is nergens zo.
19. Het Kifid is een waardevol instituut dat een einde heeft gemaakt aan vele versnipperde regelingen en dat ook de verplichting heeft gecreëerd dat aangesloten maatschappijen de uitspraken van de Geschillencommissie nakomen.Vroeger konden zij deze naast zich neerleggen. Het Kifid is ook goed georganiseerd. Het is echter niet ingesteld – evenmin als de Tuchtraad Assurantiën – op de specifieke regels en waarborgen die in ons land voor rechtshulp gelden. Met alle respect, de Ombudsman is geen Deken. Zijn functie is immers om op goede voet te blijven met zowel de verzekeraars als de klagers, anders kan hij zijn bemiddeling niet uitvoeren. Een toezichthouder is hij dus niet, de Deken wel. Voorts zijn de Geschillencommissie en de Tuchtraad geen Raad van Discipline.
20. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft in twee uitspraken aangegeven dat een jurist van een verzekeraar “op de zelfde voet moet worden beoordeeld als een advocaatµ. Dat betekent bijvoorbeeld dat deze dezelfde kwaliteit moet leveren als een advocaat en ook ongeveer op een zelfde manier moet werken als een advocaat. De Raad heeft dat echter nooit geconcretiseerd en ik heb haar in bovengenoemde klachtprocedure, gevraagd om dat te doen. Dat is niet gebeurd. Dat is jammer maar de regel kan niettemin een goede toetssteen vormen voor de beoordeling van de verzekeraars en hun juristen. Uit uw enquête blijkt vooralsnog dat de verzekeraars niet aan dit criterium voldoen en een eigensoortige juridische dienst leveren. Dat zou aan het publiek bekend gemaakt moeten worden.
21. Het verlenen van rechtshulp is een ambacht. De verzekeraars hebben daarvan echter een product gemaakt dat met allerlei marketingactiviteiten en acties aan de man gebracht moet worden. Men adverteert nu met een premie van “¤ 0,39 per dagµ. Verzekerden zijn echter primair uit op veiligheid, zekerheid en vertrouwen. Bij deze commercie houden de verzekeraars geen rekening met het feit dat een groot aantal Nederlanders een laag inkomen heeft, zodat men in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand van een advocaat. Dat gebeurt op kosten van de overheid via de zogenaamde toevoegingsregeling. De verzekeraars en de tussenpersonen hebben echter geen aanmeldingsformulier of instructie waarmee dit wordt gecheckt. Zij slijten hun polissen dus ook aan mensen die deze, wanneer zij daarover behoorlijk voorgelicht zouden zijn, niet genomen zouden hebben en de kosten daarvan hadden kunnen uitsparen.
22. Ik heb zelf circa 10 gevallen behandeld van cliënten die onjuiste rechtshulp van de verzekeraars hadden gehad. In enkele gevallen kon de zaak gerepareerd worden, in andere niet. Eén zaak was zo grijs dat ik deze heb voorgelegd aan de Raad van Toezicht Verzekeringen. De Raad wees alle klachten toe. Deze uitspraak staat ook op mijn site. De verzekeraar stelde daarna dat het hier alleen om een incident ging. Ik weet niet of dat zo is, maar het is naast alle andere gegevens, wel een signaal waarbij aangehaakt kan worden.
23. Deze gevallen hebben voor mij als een wake up call gewerkt waardoor ik in de gehele materie ben gedoken. Zou hier iets aan de hand zijn en zo ja wat? Daarbij ben ik tot de bevindingen gekomen die ik u heb gemeld en die in deze brief staan. Ik ben daarmee meer dan vier jaar bezig en heb veel brieven geschreven en gesprekken gevoerd. Alles liep echter steeds negatief af: De Orde van Advocaten - die er voor het algemeen belang van de rechtshulp is en dus niet alleen voor de advocaten - deelde mij mee dat mijn opmerkingen wel juist konden zijn, maar men wilde er niet mee naar buiten komen omdat men dan snel beticht zou worden van het preken voor eigen parochie. Mijn opmerking dat het hier gaat om de (noodzakelijke) invulling van een blinde vlek in de rechtshulp voor maar liefst circa 50 % van de huishoudens, baatte niet. Men wilde er alleen in de informele sfeer aan denken. Het Advocatenblad weigerde mijn artikel hierover om dezelfde reden.
De Consumentenbond gaf er helemaal geen aandacht aan. De stukken beziende merk ik op dat deze de medeoprichter en bestuurslid van het Kifid is en ten zeerste bij de regelingen (en dus ook bij het ontbreken daarvan) is betrokken. Het is dan de vraag of zij in deze kwestie wel als onafhankelijk belangenbehartiger van de consument kan optreden.
Het Verbond van Verzekeraars verzette zich tegen iedere kritiek en het Ministerie van Justitie zei ervan te weten doch men had alleen de advocatuur, het notariaat en de deurwaarders als taakgebied.
Mij werd overigens vaak gezegd dat mijn bevindingen juist zijn, maar dat ik beter een deurtje verder kon gaan. Dat heeft echter tot niets geleid. Ik heb in mijn loopbaan heel wat kunnen bereiken maar dit bastion heb ik niet kunnen nemen. U kunt veel meer en ik hoop dan ook uw programma deze kwestie op de agenda zal zetten.
24. Mijn drijfveer voor hetgeen ik heb ondernomen, bestaat uit mededogen met de mogelijk velen die onvoldoende worden geholpen en schade kunnen lijden. Ook uit het feit dat de juristen zich in een grote blinde vlek bevinden wat niet zou moeten mogen. Het is immers onjuist dat zo’n groot deel van de rechtshulp zo ongeregeld is.
25. Een en ander wil niet zeggen dat advocaten geen fouten maken - die maken zij - maar wel dat door alle maatregelen, het risico op een slechte behandeling door een advocaat, kleiner is dan bij de rechtshulp door de juristen die niet aan die regels zijn onderworpen.
Ik ben ten slotte zo vrij om enkele suggesties voor een oplossing te doen. Allereerst zou een door het Kabinet benoemde commissie, een onderzoek moeten instellen. Een onderzoek naar de gang van zaken bij de rechtsbijstandverzekeraars, naar de aard en de kwaliteit van hun diensten en naar het spanningsveld tussen het verlenen van optimale rechtshulp enerzijds en kostenbeheersing anderzijds.
Tevens zou met de verzekeraars een orgaan als de Orde van Advocaten opgericht kunnen worden dat met het Ministerie van justitie, verordeningen ontwerpt inzake opleiding, gedragsregels, tuchtrecht en een statuut voor de juristen. Onder dit orgaan zouden tevens de juristen van de vakbonden, ANWB, Consumentenbond en anderen gebracht kunnen worden omdat er voor hen ook niets geregeld is.
Het toezicht zou van de AFM overgeheveld moeten worden naar dit Ministerie. Voor dit alles zal de Wet op het Financieel Toezicht aangepast moeten worden.
Rechtsbijstandpolissen moeten dus zeker blijven bestaan. Het moet alleen veel beter geregeld worden.
Ton Steinz