Bijvangst

Vis is heerlijk en gezond. Maar voor elk portie hollandse garnalen gooien we 1 tot 5 porties van andere vissoorten dood terug de zee in. Dit heet bijvangst. Wie is hiervoor verantwoordelijk? En hoe kan de consument er iets aan doen?

Volgens cijfers van de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties is bij de vangst van garnalen de bijvangst het grootst. Zo kan bij tropische garnalen, gevangen in Suriname, de bijvangst wel oplopen tot maar liefst 90%.

Ook Nederlandse vissers die vissen op tong hebben bijvangst. Volgens de FAO vangen we wel tot 70% bijvangst als we tong op ons bordje willen hebben. Dus als we 100 kilo vis vangen, komt daarvan 30 kilo tong op ons bord terecht en 70 kilo aan andere vissoorten gaat dood terug te zee in.Oorzaken van bijvangst

Hoeveel bijvangst er precies is per vissoort is moeilijk te zeggen. De hoeveelheid is afhankelijk van waar en wanneer er gevist wordt. Zo spelen de seizoenen een grote rol in de visserij. Ook als er wordt gevist in een gebied waar veel vissen door elkaar zwemmen, dan is de  bijvangst groter. Maar ook het vistuig is belangrijk. Vis je op een bepaalde vissoort met kleine maaswijdtes, dan vang je ook veel kleine visjes mee die een visser niet kan gebruiken. Deze vissen worden ook weer dood terug in de zee gegooid.

Ook de manier van vissen speelt een rol. Bij de vangst van tong kan je met een net over de grond slepen om de vis te vangen, waardoor je veel andere platvissen meeneemt.

Kijken we naar de Nederlandse vis, dan zegt het onderzoeksinstituut van de Wageningen Universiteit, IMARES, dat bij Nederlandse vis, de meeste meeste bijvangst bij garnalen is. Bij haring is er minder bijvangst. Haring zwemt in scholen en is dus in één keer beter te vangen.Bijvangst en Europese visquota

De reden dat de vissers de bijvangst overboord kieperen, heeft te maken met de visquota. Jaarlijks bepalen biologen wat de quota zijn voor bepaalde vissoorten. Kijken we naar Europa, dan worden de quota verdeeld over de lidstaten. De lidstaten verdelen de quota weer over de vissers. Een visser mag dus maar een bepaalde hoeveelheid van één vissoort aanlanden. Middels visquota moet de visstand in stand blijven. Met de visquota moet voorkomen worden dat bepaalde vissen ‘overbevist’ worden. Er moeten genoeg vissen in de zee blijven om zich voort te kunnen planten.

Maar de bijvangst zorgt juist voor overbevissing. Bijvoorbeeld bij kabeljauw. Hoe groter de vis, hoe meer geld een visser ervoor krijgt. Heeft hij in zijn net kleine kabeljauw en krijgt hij tijdens de jacht de kans om een net met grotere stuks binnen te halen, dan gooit hij de kleintjes weg. Hij mag immers maar een bepaalde hoeveelheid aan wal brengen en wil natuurlijk het beste. De kleintjes zijn echter dood en kunnen zich dus niet meer voortplanten. Ze worden ‘overbevist’.

Een ander gevolg van een visquotum is dat de bijvangst, die soms niet te voorkomen is, niet aan wal mag worden gebracht. Het wordt dus in zee gegooid. Terwijl tussen die vissen óók eetbare vissen kunnen zitten die een visser makkelijk zou kunnen verkopen. Alleen mag hij dat niet, want hij heeft maar een quota voor één bepaalde vis. Vist hij op tong en heeft hij schol als bijvangst, dan moet de schol terug de zee in. Als hij de schol wél aan land brengt, dan is deze vis illegaal. Het valt immers niet onder een quotum. Zo weet je ook niet of schol overbevist raakt.Wat er anders moet

Bijvangst is dus een probleem. Wetenschappers, vissers, de politiek en de consument zijn het er over eens dat het anders moet. Maar wie nu aan de slag moet, blijft in het midden. Het visbeleid wordt bepaald op Europees niveau. In 2012 wordt het visbeleid weer herzien en daar wordt nu in het Europees parlement al over gepraat.

Europarlementarier Gerben-Jan Gerbrandy pleit voor de volgende zaken:

  • een quotum komt voor de bijvangst
  • meer toezicht en controle. Niet alleen aan de wal, maar ook op zee
  • vissers moeten investeren in vistuig. Er zijn netten waar de vissen die je niet nodig hebt, de kleintjes, of de soorten waar je niet op vist, kan laten ontsnappen
  • er moet minder gevist worden. Als je de vissen niet de tijd geeft om te groeien en zich voort te planten, dan is er over dertig jaar helemaal niets meer om te vangen.

Ook de vissector wil verandering. Zij proberen er alles aan te doen om duurzaam te vissen. Zonder veel bijvangst, zonder het aantasten van het ecosysteem en zonder overbevissing. Vissersvoorman Johan Nooitgedagt zegt in Radar te werken aan een goed certificeringssysteem. De vissers moeten gecontroleerd worden of ze er alles aan hebben gedaan om met zo min mogelijk bijvangst te vissen. Dan is de consument aan zet, want hij of zij moet kiezen voor duurzame vis.Viswijzer geeft inzicht

Op www.goedevis.nl staat de Viswijzer. Bij het maken van de Viswijzer hebben de makers, het Wereld Natuur Fonds en Stichting de Noordzee, gelet op hoeveel bijvangst er per vissoort is. Maar ook de aantasting van het ecosysteem en overbevissing worden in de Viswijzer meegewogen. Ook al is de bijvangst bij haring laag, dat wil niet zeggen dat bij het vangen van de haring het ecosysteem niet is aangetast.

Vast staat dat het anders moet. De visser moet duurzaam vissen, de consument moet duurzame vis kopen en de politiek moet beleid maken dat gericht is op duurzaam vissen. Pas dan kunnen we ervoor zorgen dat we over 30 jaar ook nog kunnen genieten van een lekkere Hollandse garnalencocktail.Websites met meer informatiewww.goedevis.nlwww.wnf.nlwww.noordzee.nlwww.imares.nlwww.vissersbond.nl