Conclusies van het Geneesmiddelenbulletin
Het Geneesmiddelenbulletin heeft in zijn oktobernummer aandacht besteed aan de werkzaamheid en effectiviteit van de griepprik. Hieronder vindt u een samenvatting van het artikel en de brief die de Gezondheidsraad heeft gestuurd naar de Minister van Volksgezondheid over de griepprik.
De Gezondheidsraad heeft in 2007 veertien risicogroepen aangewezen waaraan wordt aanbevolen jaarlijks de griepprik te halen. Het Geneesmiddelenbulletin heeft per groep gekeken of er voldoende bewijs is of deze griepprik effectief en werkzaam is gebleken.
De belangrijkste conclusies van het Geneesmiddelenbulletin zijn hieronder per risicogroep weergegeven.
- De resultaten van gerandomiseerd onderzoek bij gezonde volwassenen tonen aan dat influenzavaccinatie slechts een matig effect heeft op het verminderen van influenzasymptomen en het verlies van werkdagen. Het is niet aangetoond dat vaccinatie een effect heeft op complicaties, zoals longontsteking, of de overdracht van influenza.
- Bij personen ouder dan 65 jaar konden geen conclusies worden getrokken over de werkzaamheid van influenzavaccinatie op het voorkomen van symptomen, ziekenhuisopnamen, complicaties en mortaliteit.
- Ook is niet aangetoond dat vaccinatie van gezondheidszorgpersoneel influenza voorkomt bij bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. Het gebruik dat nu in vele ziekenhuizen is doorgevoerd om het personeel influenzavaccinatie aan te bieden, wordt niet door bewijs uit gerandomiseerd onderzoek ondersteund.
- De verlaging van de vaccinatieleeftijd van gezonde ouderen van 65 naar 60 jaar in Nederland is onder meer gebaseerd op de resultaten van een retrospectief cohortonderzoek en op één gerandomiseerd onderzoek waarin werd gevonden dat vaccinatie bij personen van 60 tot 70 jaar de symptomen van influenza vermindert. Er was geen effect op complicaties en overlijden, en bij personen ouder dan 70 jaar was geen effect aantoonbaar.
- Er zijn te weinig gegevens om de effecten van vaccinatie op de preventie van coronaire hartziekten op een betrouwbare wijze vast te kunnen stellen.
- Bij patiënten met COPD gaf vaccinatie een significante reductie van het aantal exacerbaties (verergering van de ziekte) in vergelijking met placebo. Er was bij hen sprake van een significante toename van lokale bijwerkingen, maar de effecten waren over het algemeen licht en voorbijgaand. De onderzoeken waren te klein om een effect op mortaliteit te kunnen tonen.
- Over de effecten van influenzavaccinatie bij patiënten met astma bronchiale blijft onzekerheid bestaan. Hetzelfde geldt voor patiënten met bronchiëctasieën of cystische fibrose.
- Bij patiënten met hematologische maligniteiten (bv. leukemie) is een effect gevonden op het verminderen van infecties van de lagere luchtwegen en ziekenhuisopnamen.
- De effecten bij kinderen met kanker die chemotherapie ondergaan zijn niet duidelijk.
- Eveneens is niet duidelijk wat de effecten zijn van vaccinatie van patiënten met een infectie met het humane immunodeficiëntievirus (HIV). Bijwerkingen van vaccinatie zijn over het algemeen gering en bestaan vooral uit lokale reacties.
De werkzaamheid en effectiviteit voor influenzavaccinaties zou moeten worden aangetoond met onderzoeken van de hoogste categorie van wetenschappelijk bewijs, namelijk het gerandomiseerde onderzoek of meta-analysen daarvan. Een groot deel van het bewijs over de werkzaamheid en effectiviteit van influenzavaccinatie is afkomstig uit een lagere categorie van wetenschappelijk bewijs. Conclusies lijken hierdoor te zijn vertekend door externe factoren. Dit geldt ook voor de meta-analysen.
Zodoende kan worden vastgesteld dat er geen valide bewijs is uit gerandomiseerd onderzoek of meta-analysen. Er kan dus onvoldoende bewezen worden dat de jaarlijkse influenza- vaccinatie bij ouderen en risicopatiënten werkzaam en effectief is. Dat geldt ook voor de in 2007 door de Gezondheidsraad toegevoegde doelgroepen.
Vrijwel alle auteurs van de besproken systematische literatuuroverzichten en meta-analysen geven aan dat meer en grotere gerandomiseerde onderzoeken nodig zijn om de werkzaamheid en effectiviteit van influenzavaccinatie bij verschillende risicogroepen vast te stellen. Deze vaststelling onderstreept de noodzaak de indicaties voor influenzavaccinatie beter te funderen dan de huidige die zijn gebaseerd op onderzoek uit de periode voor 2007.