Depositogarantie in gevaar - reactie Nederlandse Vereniging van Banken
De Nederlandse Vereniging van Banken heeft ons de volgende reactie gestuurd naar aanleiding van ons item over depositogarantie die in gevaar komt bij fusie fusie of overname van banken, in onze tv-uitzending van 28 oktober 2019.
'Er zijn twee soorten lijftrentes: in de vorm van een verzekerings- en een bankspaarproduct. Het bankspaarproduct valt onder het Depositogarantiestelsel (DGS). Voor verzekeringen gelden andere soorten garanties. Bel hierover het Verbond van Verzekeraars. De conclusie is dat het DGS bij fusies voldoende soelaas biedt voor klanten om hun spaartegoeden gedekt te houden en een extra fonds niet nodig is.
Voor banken geldt in de wet als uitgangspunt dat banken bij een fusie de klanten met een deposito over de fusie informeren en de gelegenheid geven om de deposito's die als gevolg van de fusie hoger zijn dan de maximale DGS dekking van 100.000 euro kosteloos op te kunnen nemen. De wet geeft dus al een regeling die klanten beschermt tegen negatieve effecten op de DGS situatie als gevolg van een fusie tussen twee banken.
Voor lijfrentes in de vorm van banksparen is destijds in het DGS geen bijzondere regeling getroffen. Die vallen dus gewoon onder de maximale dekking van – in beginsel – 100.000 euro per rekeninghouder per bank.
Als een klant als gevolg van een fusie van de bank waar een (banksparen-) lijfrente loopt, met een andere bank waar hij een spaarrekening heeft, boven de maximale dekkingsgrens van 100.000 euro uitkomt, kan hij ervoor kiezen het surplus van het spaargeld elders onder te brengen, en de lijfrente te handhaven.
Als de lijfrente zelf al meer dan 100.000 euro bedraagt, gold daarvoor ook vóór de fusie al een dekking van max. EUR 100.000. De wettelijke regeling heeft daar geen betrekking op. Wel is het dan nog steeds mogelijk om spaargeld dat bij de andere bank staat, geheel of gedeeltelijk elders onder te brengen.
Er is geen bijzondere voorziening voor de situatie dat een klant twee (banksparen) lijfrentes heeft bij twee fuserende banken. Hier speelt niet zozeer DGS een belemmerende rol, maar zijn er mogelijk fiscale beperkingen om een lopende lijfrente bij een andere bank onder te brengen.
In de beschreven situaties gaat het om verzekeringsconcerns die fuseren. Mogelijk zijn de respectievelijke bankdochters in eerste instantie nog als zelfstandige dochters blijven bestaan; dan blijft ook op elk van die banken gewoon het DGS van toepassing voor het maximale dekkingsbedrag van EUR 100.000,= per persoon per bank. Bij een fusie van die bankdochters zouden echter normale DGS-regels omtrent fusies moeten zijn toegepast.
Voor de volledigheid: als twee banken fuseren (waardoor de dubbele DGS dekking van twee maal 100.000 per persoon wordt beperkt tot één keer DGS-dekking) is het na de fusie niet gedekte deel van de tegoeden niet 'weg' als de klant de wettelijke faciliteit niet gebruikt: in geval van een faillissement van de (gefuseerde) bank blijft de aanspraak op de boedel bestaan en daarvoor geldt voor particulieren en SME een hoge preferentie waardoor de kans op uitkering uit het faillissement groot is.
Ter toelichting
Bij fusies, omzettingen van dochterondernemingen in bijkantoren of soortgelijke operaties worden de klanten met een deposito ten minste één maand voordat de rechtsgevolgen ervan ingaan, van de fusie of de omzetting in kennis gesteld, tenzij de bevoegde autoriteit om redenen van zakelijke geheimhouding of financiële stabiliteit een kortere termijn toestaat. Klanten met een deposito krijgen na de kennisgeving van de fusie of de omzetting of soortgelijke operaties gedurende drie maanden de gelegenheid om hun in aanmerking komende deposito's, inclusief alle aangegroeide rente en winsten, zonder sanctie op te nemen of naar een andere kredietinstelling over te schrijven, voor zover zij hoger zijn dan de wettelijke dekking op het moment van de operatie.'