Hoe komen ziekmakende bacteriën in ons eten?

bacterien.jpg

In ons voedsel zitten goede bacteriën. Deze bacteriën hebben als doel om ons lichaam werkend te houden. Soms komen echter ook ziekmakende bacteriën in ons eten terecht. Hoe kan dat? Radar zocht het uit.

Ziekmakende bacteriën, zoals E.coli en salmonella, kunnen onder andere door verontreinigingen in diervoeding in ons eten terecht komen. Ook slechte hygiëne, bijvoorbeeld als vleesverwerkers hun handen niet wassen, kan er voor zorgen dat ziekmakende bacteriën kunnen groeien. Het is dus veelal de verwerking van een dierlijk product waar het mis gaat. Dat geeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan. Om dit te voorkomen houdt de NVWA toezicht op slachterijen.

Wanneer wordt een product teruggeroepen?

Wanneer een ziekmakende bacterie wordt geconstateerd in een product stopt de productie ervan. De verkoper of producent moet het product dan van de markt halen en zo nodig terugroepen bij consumenten.

Waar kun je op letten in de winkel?

Toch gebeurt het weleens dat een ziekmakende bacterie niet op tijd gespot wordt en in de winkel belandt. Doordat je de ziekmakende bacterie (meestal) zelf niet kunt zien, is het handig om op verschillende dingen te letten. Een product moet een etiket met een houdbaarheidsdatum hebben. Daarnaast moet de verpakking onbeschadigd zijn. Verder moet vlees altijd in de koeling liggen. Als een of meerdere dingen niet in orde zijn, dan is het wijs om dit product niet te kopen.

Waar kun je thuis op letten?

Om verspreiding van ziekmakende bacteriën thuis te voorkomen, geeft het Voedingscentrum vijf tips.

  1. Koop in de winkel de bederfelijke producten uit de koeling als laatste, en gebruik eventueel een koeltas. Zet bij thuiskomst deze producten meteen in de koelkast. Let er goed op dat de verpakking heel is.
  2. Bewaar je boodschappen en maaltijdrestjes op een verkoelde plek, hierdoor bederven ze minder snel. Het beste is om bederfelijke producten te bewaren in de koelkast op 4°C.
  3. Was je handen altijd voor het eten en voor het bereiden van voedsel, maar ook na het aanraken van rauw vlees en na toiletbezoek.
  4. Zorg dat bereid eten niet in contact komt met producten die nog rauw zijn. En gebruik apart keukengerei voor gaar, en rauw vlees en vis.
  5. Verhit voedsel goed, vooral vlees (kip in het speciaal), eieren, vis en schaal- en schelpdieren. En schep je eten tussendoor om als je het opwarmt in de magnetron, om de hitte te verdelen.

Bron: NVWA / Voedingscentrum