Bijstandsuitkering: reactie - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

ministerie-sociale-zaken-171127.jpg

Naar aanleiding van de uitzending van Radar over het kwijtraken van de bijstandsuitkering kwijt door de pinpas van demente moeder heeft Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de onderstaande reactie gegeven.

Een bijstandsuitkering is een laatste vangnet voor mensen die niet zelf in hun levensbehoeften kunnen voorzien. Gemeenten zijn er voor verantwoordelijk dat die uitkering gaat naar mensen die er recht op hebben. Zij moeten daarom kijken naar het inkomen en vermogen waarover de aanvrager van bijstand of zijn/haar gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Bij de beoordeling voor het recht op bijstand moeten gemeenten zonodig ook relevante jurisprudentie betrekken.

Het hebben van een gemachtigde bankpas hoeft daarbij niet in de weg te zitten, maar dan moet het opnemen van gelden van die rekening uitsluitend ten behoeve van de gemachtigde zijn. Een bijstandsgerechtigde mag dus een gemachtigde bankpas hebben, maar dan moet wel duidelijk zijn dat hiervan geen geld wordt gebruikt om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Anders moet hiermee bij de beoordeling van het recht op bijstand (alsnog) rekening worden gehouden. Een bijstandsgerechtigde moet de gemeente hoe dan ook informeren over het bestaan en inhoud van een machtiging, er is een inlichtingenplicht. Zie hiervoor deze jurisprudentie van de Centrale Raad van beroep:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2016:2106https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:CRVB:2010:BN7848Waarom wordt een bijstandsuitkering meteen gestopt (ook als iemand volledig en transparant meewerkt aan het onderzoek) en waarom moet iemand de uitkering volledig (met boete) terug betalen?

In de Participatiewet staat dat, als de bijstandsgerechtigde niet alle relevante gegevens of bewijsstukken op tijd en volledig verstrekt én als dit verwijtbaar is, of als de bijstandsgerechtigde niet voldoende medewerking verleent, de gemeente het recht op bijstand voor ten hoogste acht weken kán opschorten. Het is aan gemeenten om – afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval - te bepalen hoe hiermee wordt omgegaan.

Als achteraf blijkt dat iemand over een periode waarin bijstand is verleend, toch beschikking had over inkomen of vermogen waarvan bij het vaststellen van het recht op bijstand rekening had moeten worden gehouden, dan is er sprake van ten onrechte verstrekte bijstand over die periode. Dat moet dan dus worden terugbetaald. Of er ook een boete aan vast hangt, hangt af van de mate van verwijtbaarheid.Iedere gemeente voert zijn eigen beleid. Zorgt dat niet voor willekeur?

Dit zijn wettelijke, landelijke regels die dus niet willekeurig zijn. Uitgangspunt is dat bijstand moet worden verstrekt aan mensen die daar recht op hebben en dat als er geen recht op uitkering is, dit niet moet worden verstrekt. Als de bijstand al is verstrekt zonder dat daar recht op was, dan moet het worden teruggevorderd.Zouden er niet duidelijke regels moeten komen waar bijstandsgerechtigden en sociale diensten zich aan moeten houden?

Voor zover wij kunnen overzien zijn de regels helder. Als er twijfels zijn dan is het ministerie altijd bereid zaken toe te lichten en uit te zoeken. En als er verschillen van mening zijn dan is een gang naar de rechter ook altijd mogelijk.'