De fiscus remt de premie bij premieregelingen
Bij beschikbare premieregelingen mag er van de Belastingdienst minder gestort worden dan bij middelloonregelingen. Het verschil heeft grote gevolgen voor de pensioenopbouw. De Belastingdienst bouwt hier een extra beperking in die niet geldt voor middelloonregelingen. Bekijk de video voor een heldere uitleg.
In het item is te zien dat onder gelijke omstandigheden, dus hetzelfde salaris en hetzelfde carrièreverloop, het pensioen bij een beschikbare premieregeling bijna 28 procent lager is dan bij een middelloonregeling.
Wat gebeurt er precies? Er mag nu nooit méér pensioenpremie worden betaald dan 2,25 procent van het salaris. Dat heet het opbouwpercentage. Nu is dat 2,25 procent van het bruto salaris en dat wordt volgend jaar verlaagd naar 2,15 procent.
Over deze premie hoeft nu geen belasting betaald te worden. De fiscus ziet dat als uitgestelde belasting: nu wordt er geen belasting over betaald, maar als het pensioen wordt uitgekeerd, betaal je wel belasting.
Bij een middelloonregeling mag er net zoveel premie gestort worden als nodig is om het beloofde pensioen waar te maken, als het maximum van 2,25 procent van het salaris maar niet wordt overschreden.
Bij een premieregeling is dat anders, daar wordt niks beloofd en de werkgever en werknemer zouden dus samen altijd die 2,25 procent kunnen storten. De Belastingdienst is dan echter bang dat er nu te veel belastingvrij wordt gespaard. Daarom stellen ze een extra beperking is.
Er wordt een maximum bepaald aan de hand van een aantal regels en deze regels kloppen niet met de realiteit. Daarom valt het pensioen tegen: de grondslagen waarmee wordt bepaald hoeveel premie er gestort mag worden zijn verouderd.Wat klopt er niet?De rekenregels van de Belastingdienst gaan uit van een gemiddeld rendement van 4 procent. Dit gemiddelde rendement wordt vaak niet gehaald als het slecht gaat. De afgelopen jaren lukte dat bijvoorbeeld niet.
Er is de afgelopen jaren dus niet genoeg premie betaald om een goed pensioen te garanderen.
Ook gaan de regels van de Belastingdienst uit van een inflatie van 0 procent, terwijl er natuurlijk altijd wel inflatie is. En ze houden geen rekening met de kosten die een pensioenuitvoerder maakt voor het beheren van het pensioen.'Rendement van 7% nodig'
Volgens Tim Burggraaf, pensioenconsultant bij Mercer, is er eigenlijk een gemiddeld rendement van 7 procent nodig om te behalen wat de Belastingdienst berekent. Namelijk de voorgeschreven 4 procent plus een inflatie van 2 procent plus kosten van ongeveer 1 procent.
Het is niet realistisch dat dit gemiddelde rendement van 7 procent altijd wordt behaald. Helemaal niet omdat de wet ook voorschrijft dat er in de laatste jaren voor het pensioen heel voorzichtig wordt belegd.
Dat betekent dus dat er niet genoeg premie gestort kan worden in de regeling om een goed pensioen te bereiken. Mercer heeft voor Radar het verschil berekend. Bij gelijke omstandigheden is het pensioen van de beschikbare premieregeling zo’n 28 procent lager dan bij een middelloonregeling.Uitzonderingen
Nou mogen bedrijven ook andere regels hanteren. Om aanspraak te maken op zo’n uitzondering, moet een bedrijf aan voorwaarden voldoen en er moet een heel bureaucratisch proces worden doorlopen.
Zo’n proces brengt veel tijd en moeite en dus ook kosten met zich mee. Het is lang niet voor alle bedrijven haalbaar om een beroep te doen op deze uitzonderingen.