Groot deel Eerste Harthulp-opnames kan voorkomen worden met nieuwe methode

Hulp166049077_l.jpg

Het aantal patiënten met pijn op de borst dat op de spoedeisende hulp terechtkomt kan jaarlijks met tienduizenden worden teruggebracht. Cardiologen van het Radboudumc onderzochten de mogelijkheid om deze patiënten in eerste instantie thuis te onderzoeken, en alleen door te sturen bij een hoog risico op bijvoorbeeld een hartinfarct. Uit de resultaten blijkt dat ziekenhuisbezoek vaak niet nodig is, omdat er geen sprake is van een hartprobleem.

Dat scheelt gedoe voor de patiënt, drukte op de spoedeisende hulp en naar verwachting tientallen miljoenen euro's per jaar aan kosten. In Nederland melden zich jaarlijks 200.000 patiënten met pijn op de borst op de Eerste Harthulp, de spoedeisende hulp voor mensen met mogelijke hartaandoeningen.

Betere indicatie

De protocollen van bijvoorbeeld huisartsen en ambulancemedewerkers staan scherp afgesteld: pijn op de borst kan wijzen op een hartinfarct, een levensgevaarlijke aandoening waarbij haast is geboden. In het ziekenhuis blijkt echter dat met 80 tot 90 procent van de patiënten weinig aan de hand is. 

Wetenschappers van het Radboudumc in Nijmegen hebben een methode ontwikkeld waardoor patiënten met een laag risico op een hartinfarct veilig thuis kunnen blijven. Hierbij wordt bij de laag risico patiënten de hoeveelheid troponine in het bloed gemeten. Dit is een eiwit dat vrijkomt bij schade aan het hart en is een indicatie voor een dreigend hartinfarct.

Vervolgonderzoek

Cardioloog Cyril Camaro en collega's richten zich de komende jaren op het invoeren van dit project. Volgens Radboud UMC is voor de landelijke uitrol van deze nieuwe strategie zijn strikte monitoring en goede scholing en training cruciaal. Bij een deel van de patiënten met pijn op de borst, de hoogrisicopatiënten, is nog niet duidelijk of deze strategie goed werkt. Een landelijk vervolgonderzoek is hierbij wenselijk, zeggen de onderzoekers van Radboud UMC. 

Bron: De Volkskrant, Radboud UMC