Reactie Ministeries
Het betreft in meeste gevallen van rapport geen OS geld, maar geld van EL&I via het PSOM EZ programma. Slechts in 1 geval gaat het om OS geld (Bosnië). Dat is PSI. PSI is in eerste aanleg bedoeld om ontwikkeling van het MKB in ontwikkelingslanden en het bevorderen van investeringen en kennisoverdracht al daar! Het gaat niet alleen om vee, maar ook om duurzame koffie met Simon Levelt in Uganda, Cashewnoten in Mozambique en organisch sesamzaad in Ethiopie met Triodos.
PSI past binnen het nieuwe OS beleid, daarom meer gaat er meer geld naar toe. Het is voor de bevordering van lokale bedrijvigheid (MKB) en economie, dus zelfredzaamheid in ontwikkelingslanden. Maakt gebruik van NLse kennis en kunde, vooral gericht op voedselzekerheid (landbouw en verwerkende industrie) en water. Lokaal MKB in OS-landen (OESO-landen) is goed voor tweederde van de formele werkgelegenheid. Slechts 8 procent van al het PSI geld gaat naar veeteeltprojecten.
Bij Genugten gaat het om het opzetten van een stal voor mest varkens als vervanging van import van varkens uit de EU naar Bosnië. Dit verstoort niet de markt voor de kleine boeren. (Is bij aanvraag onderzocht)
Controle is er ook: elk bedrijf (en de lokale partner) dat een voorstel indient voor financiering door PSI wordt bezocht en er wordt gekeken of de bedrijfsvoering en financiering van het bedrijf in orde zijn (en of het voldoet aan internationale richtlijnen van bijv. OESO en ILO voor o.a. mvo, arbeidsrechten etc.). Dit is voor dit project gebeurd in maart 2007. Beide bedrijven hebben een goede indruk gemaakt. De afgelopen jaren zijn de mvo-criteria aangescherpt. Projecten worden jaarlijks (soms twee keer per jaar) bezocht door AgentschapNL, er is een afsluitend bezoek en na twee jaar vraagt AgentschapNL om een spin off rapportage om te zien hoe het met de joint venture gaat.
De aanvrager Genugten heeft op geen andere manier financiering kunnen krijgen voor dit risicovolle project. Bijdrage is eenmalig. PSOM bestaat niet meer. Bestond vroeger (voor 2009) uit twee programma’s. Een OS programma gericht op lokale economisch ontwikkeling in ontwikkelingslanden die voldoen aan de OESO DAC criteria, zoals Bosnië en een EZ programma om het NL’s bedrijfsleven te ondersteunen in het buitenland, gericht op oost europa (oa Rusland). Dit programma werd NIET gefinancierd met OS geld. Opvolger PSOM is PSI (sinds 2009) toen werd het pas 70 miljoen per jaar. Alleen nog OS programma Doel: economische ontwikkeling in OS land (volgens OESO lijst) via stimulering innovatieve joint ventures NL-OS bedrijf,
- het lukt niet om geld op andere manier (met lening van bank) te krijgen
- het moet innovatief zijn,
- het gaat om een beperkte eenmalige gift (maximaal 50 procent van de investering)
- het leidt tot economische ontwikkeling en lokaal ondernemerschap in het betreffende land,
- moet voldoen aan alle richtlijnen van bijvoorbeeld ILO (vakbonden) en de OESO (voor maatschappelijk verantwoord ondernemen o.a. ook arbeidsomstandigheden, milieu)
- het moet na de OS investering financieel levensvatbaarheid zijn (we kijken of het bedrijfsleven daarna zelf doorgaat met investeren)
PSOM projecten in de veehouderij
De doelstellingen van PSOM-OS en PSOM-EZ verschilden.
Ging het bij PSOM-OS om de lokale economie in ontwikkelingslanden aan te slingeren door bedrijven te ondersteunen die daar willen investeren en innoveren, bij PSOM-EZ ging het om Nederlandse bedrijven te helpen uit te breiden naar opkomende markten. Wat de 9 genoemde PSOM-EZ investeringen in dierlijke productie betreft:
De projecten die door PSOM-EZ werden gefinancierd voldoen in alle gevallen aan de toen geldende Europese regelgeving. PSOM-projecten zijn daar destijds op getoetst, bij de screening, via gesprekken met de psom-adviseurs en uiteindelijk door de adviescommissie. Binnen die regels bepaalt het betreffende land verder uiteraard zelf hoe het om gaat met de eigen ruimtelijke ordening en dierenwelzijnskwesties.
De Nederlandse bedrijven in kwestie houden er zelf (MVO) standaarden op na die vaak verder gaan dan hetgeen in de betreffende lokale context gebruikelijk is. In die zin hebben de Nederlandse investeringen vaak juist een normverhogende werking op gebied van milieu, dierenwelzijn en arbeidsomstandigheden.
De Nederlandse agrosector loopt over het algemeen voorop waar het gaat om intensieve, eco-efficiënte productie met oog voor dierenwelzijn. Niet onbelangrijk, gegeven een naar 9 miljard groeiende wereldbevolking en een benodigde productieverhoging van 70% in 2050 (ref. FAO), liefst te realiseren zonder het landbouwareaal nog verder uit te breiden ten koste van natuur en landschap.
Uiteraard is het denkbaar dat binnen het maatschappelijk debat in Nederland normen en criteria worden bepleit die verder gaan dan hetgeen in Europese regelgeving is vastgelegd, cq wat het bedrijfsleven hanteert in het kader van MVO. Het beleid van staatssecretaris Bleker speelt daar op in en is gericht op de transitie naar een toekomstbestendige, duurzame, zorgvuldige en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in Nederland in 2020.