Vragen aan het Ministerie van Veiligheid en Jusititie

Dit zijn onze vragen over Griffierechten aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Op 25 november jongstleden kregen we onderstaande antwoorden. Na one uitzending van 28 november kregen we daar nog een aanvulling op. Ook die is hier terug te vinden.

  • Reden dat we de griffierechten verhogen is allereerst de eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende. Gebleken is dat slechts een kleine groep mensen gebruik maakt van de rechtspraak. De minister acht het gerechtvaardigd dat de gebruiker meer betaalt dan nu het geval is.
  • De tweede reden is dat de verhoging van de griffierechten noodzakelijk is om de overheidsfinanciën op orde te krijgen.
  • Om de kwaliteit van de rechtspraak te waarborgen is er voor gekozen niet te besparen op de rechtspraak zelf. Zo wordt voorkomen dat we een tekort aan rechters krijgen en te maken krijgen met het oplopen van werkvoorraden en langere doorlooptijden.
  • De minister van Veiligheid en Justitie staat voor de toegang tot het recht.Er is goed naar de adviezen van de diverse partijen geluisterd en ook na de verhoging blijft de toegang tot het recht gewaarborgd. Het voorstel is aangepast en bevat geen onaanvaardbare tarieven.
  • Het wetsvoorstel werpt geen onevenredige drempel op voor de toegang tot het recht, dankzij een aantal maatregelen. Zo is er voor familiezaken en voor bestuurszaken een algemeen, lager, tarief opgenomen. Ten tweede is de hoogte van de griffierechten mede afhankelijk van de hoogte van het financieel belang van de zaaken tot slot komen on- en minvermogenden, alsmede middeninkomens, in aanmerking voor een gedeeltelijke compensatie van de griffierechten.
  • Met de invoering van de griffierechten wordt 60 procent van de bevolking gecompenseerd in de kosten voor de rechtspraak. In het huidige stelsel is dat 40 procent.

Er is goed naar de adviezen van de diverse partijen geluisterd en ook na de verhoging blijft de toegang tot het recht gewaarborgd. Het voorstel is aangepast en bevat geen onaanvaardbare tarieven.

  • Nee, zie reactie hierboven.
  • De veronderstelling dat het nu zo is dat de rechter bepaalt of er griffierechten moeten worden betaald en hoe hoog die dan zijn, is onjuist. Ook nu wordt in de wet bepaald in welke gevallen en in welke omvang griffierechten moeten worden betaald. En ook nu al moeten die vooraf worden betaald. Wat verandert is dat de hoogte van de griffierechten wordt aangepast.
  • Voor alle duidelijkheid: de rechter heeft er nu niets over te zeggen en in de toekomst blijft dat zo. Maar kennelijk is uw vraag: waarom bepaalt de wetgever de hoogte van de griffierechten en waarom niet de rechter? Laat ik voorop stellen dat dit geen expliciete afweging is geweest bij het wetsvoorstel dat thans bij de Tweede Kamer ligt. Het is namelijk altijd de wetgever geweest die de verschuldigdheid en de hoogte van het griffierecht heeft bepaald. Daarvoor zijn verschillende redenen:
    • de burger moet voordat hij een procedure begint weten welke kosten hieraan zijn verbonden;
    • als in de procedure zelf eerst door de rechter moet worden bepaald wat de kosten zijn, dan loopt de burger het risico in een procedure verzeild te raken waar de kosten erg hoog worden, zonder dat hij dan nog de afweging kan maken van die procedure af te zien;
    • het is een aanzienlijke extra belasting voor de rechterlijke macht om dergelijke beslissingen te moeten nemen;
    • de vraag wordt welke criteria de rechter hanteert; als die er niet zijn levert dat grote rechtsonzekerheid op voor de burger, als die er wel komen, dan is er geen wezenlijk verschil met een wettelijke regeling;
    • een beslissing in een individueel geval door een rechter kan nieuwe rechtszaken opleveren als de burger het met die beslissing niet eens is (en daarvoor is hij dan weer opnieuw griffierecht verschuldigd).
  • De regel dat de griffierechten vooraf (‘aan de poort’) moeten worden betaald bestaat nu al. Het wetsvoorstel brengt daarin geen verandering.
  • In kantonzaken blijft de vrijstelling van griffierechten voor de gedaagde bestaan. De gedaagde betaalt dus ook in de toekomst geen griffierecht als hij verweer wil voeren.
  • Nieuw is de hardheidsclausule die in het voorstel is opgenomen voor de ‘have nots’. Deze hardheidsclausule biedt de rechter de mogelijkheid om het griffierecht te verlagen of zelfs helemaal kwijt te schelden als iemand geen inkomen of vermogen heeft. Daarmee is voor iedereen de toegang tot de rechter gewaarborgd. 
  • Uw vraag is waarom door dit kabinet het heffen ‘aan de poort’ is ingesteld in civiele zaken. De veronderstelling dat het de huidige minister is geweest die dit heeft ingevoerd is niet juist. De WGBZ, waarin dit is geregeld, is door het vorige kabinet in de Tweede en Eerste Kamer verdedigd, en door het vorige kabinet is bepaald dat het wetsvoorstel in twee gedeelten, waarvan de laatste per 1 januari 2011, in werking zou treden. De minister van Justitie in het vorige kabinet heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel de volgende redenen aangevoerd voor betaling aan de poort: ‘In de eerste plaats wordt dit uitgangspunt al lange tijd gehanteerd in het bestuursprocesrecht. In artikel 8:41, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van een beroepschrift griffierecht wordt geheven en dat hij dit binnen vier weken na de kennisgeving dient te voldoen. Indien de indiener deze termijn laat verstrijken, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast gelden voor de betaling van het griffierecht dezelfde uitgangspunten als voor elke andere verbintenis tot betaling van een geldsom: de schuldenaar dient zijn betalingsverplichting binnen een bepaalde termijn na te komen en indien hij dat niet doet, heeft dit in beginsel als consequentie dat niet van de schuldeiser verwacht mag worden dat hij zijn prestatieverplichting nakomt’.

De toenmalige minister van Justitie heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel ook gewezen op de uitvoeringspraktijk die onbillijke situaties moet voorkomen: er is een redelijke betalingstermijn van 4 weken, er is een hardheidsclausule en het geldt niet voor eenvoudige en spoedeisende gevallen. Wat die laatste categorie betreft: als de procedure bij de kantonrechter is aangespannen (en de competentiegrens voor de kantonrechter is verhoogd van 5.000 naar 25.000 euro), dan is de verweerder geen griffierecht verschuldigd en kan hij zichzelf verdedigen; en ook in kort gedingen hoeft niet aan de poort te worden betaald.Na de uitzending van 28 november liet het Ministerie van Veiligheid en Justitie ons weten dat ze het het een en ander niet duidelijk vonden in onze reportage. Hieronder vindt u de reactie van het Ministerie.

De veronderstelling dat het de huidige minister is geweest die het heffen ‘aan de poort’ tot stand heeft gebracht, is niet juist. De Wet griffierechten burgerlijke zaken (WGBZ), waarin dit is geregeld, is door het vorige kabinet in de Tweede en Eerste Kamer verdedigd, en de toenmalige minister van Justitie Hirsch Ballin heeft de wet op 30 september 2010 van een contraseign voorzien.

Dat de gedaagde betaalt, is evenmin nieuw. Deze regeling bestaat al sinds vele decennia. Bovendien krijgt de gedaagde de kosten van de griffierechten terug van de eiser wanneer hij zijn gelijk haalt bij de rechtbank.(Opmerking van de redactie: Sinds 1 januari 2011 moet zowel de eiser als de gedaagde VOORAF griffiekosten betalen. Hij moet dus betalen voor hij zich kan verdedigen.)

Tot slot wordt de hoogte van het griffierecht, in tegenstelling tot hetgeen TROS Radar suggereert, niet door de rechter bepaald. In de toekomst blijft dit zo. Het is namelijk altijd de wetgever geweest die de verschuldigdheid en de hoogte van het griffierecht heeft bepaald. Daarvoor zijn verschillende redenen:

  • de burger moet voordat hij een procedure begint weten welke kosten hieraan zijn verbonden;
  • als in de procedure zelf eerst door de rechter moet worden bepaald wat de kosten zijn, dan loopt de burger het risico in een procedure verzeild te raken waar de kosten erg hoog worden, zonder dat hij dan nog de afweging kan maken van die procedure af te zien;
  • het is een aanzienlijke extra belasting voor de rechterlijke macht om dergelijke beslissingen te moeten nemen;
  • de vraag wordt welke criteria de rechter hanteert; als die er niet zijn levert dat grote rechtsonzekerheid op voor de burger, als die er wel komen, dan is er geen wezenlijk verschil met een wettelijke regeling;
  • een beslissing in een individueel geval door een rechter kan nieuwe rechtszaken opleveren als de burger het met die beslissing niet eens is (en daarvoor is hij dan weer opnieuw griffierecht verschuldigd).