De banaan sterft uit: hoe nu verder?

261021 banaan beschimmeld.jpg

De bananenindustrie hangt aan een zijden draadje. Eén schimmel bedreigt alle bananenplantages ter wereld. Niet alleen jouw gezonde snack komt daarmee in gevaar, maar ook het basisvoedsel van miljoenen mensen.

Vorige eeuw, rond de jaren 50, stierf de banaan al bijna uit. Althans, het bananenras dat toentertijd overal werd verbouwd en gegeten. De zogenaamde Gros Michel-banaan werd geveld door de Panamaziekte veroorzaakt door een bodemschimmels uit het geslacht Fusarium. Deze schimmel gaat via de wortels het vatensysteem van de plant in, waarna er een soort vaatziekte ontstaat. Hierdoor raakt de plant verstopt en sterft hij. Tijdens dat proces maakt de schimmel sporen aan, die worden verspreid via de grond. De bodem blijft vervolgens jarenlang besmet, waardoor er geen bananen meer verbouwd kunnen worden.

Geschiedenis van de schimmelziekte

Gert Kema is een expert op het gebied van ziekteverwekkende schimmels bij planten. ‘De bananenindustrie in heel Centraal-Amerika lag vorige eeuw op zijn gat’, vertelt de professor aan de Universiteit van Wageningen. De Panamaziekte roeide de Gros Michel helemaal uit. 

‘Vervolgens werden hemel en aarde bewogen om de ziekte in te dammen’, aldus Kema. ‘Maar niets hielp, behalve een enkel resistent ras.’ De zogenaamde Cavendish-banaan. ‘De Cavendish is superresistent tegen de schimmels die Gros Michel aantastten. Zelfs op de meest besmette gronden kon de Cavendish nog geplant worden.’

Er waren alleen een paar problemen met de Cavendish, zoals de smaak en de manier waarop hij vervoerd moet worden. ‘De Cavendish moet je pamperen, koelen en af laten rijpen in een rijpkamer. Maar de keten heeft zich hierop aangepast, alhoewel die overstap zeker twintig jaar heeft geduurd.’ 

Al bijna honderd jaar is de Cavendish de banaan die wij eten en overal is hij hetzelfde, of hij nu van de Filipijnen of Centraal-Amerika komt. 

Hoe ziet de situatie er nu uit?

‘Nu is er een nieuwe Fusarium soort, de zogenaamde Tropical Race 4 (TR4), en zie je dat de Cavendish onderuitgaat. Eigenlijk zitten we weer in hetzelfde schuitje als honderd jaar geleden. Ieder jaar duikt de schimmel weer in een ander land op’, sprak de professor. ‘De Cavendish heeft geen directe vervanger. Overal wordt nú geprobeerd om een oplossing te vinden, maar dat gaat niet lukken.’ 

Als de bananenindustrie instort, ontstaat er een enorm probleem. ‘Er zijn miljoenen mensen afhankelijk van bananen, het is een belangrijk staple food voor miljoenen mensen in Afrika en Latijns-Amerika. In Uganda eten ze gemiddeld een kilo bananen per persoon per dag, niet dezelfde bananen als wij, maar die zijn ook vatbaar zijn voor TR4.’

‘Cavendish was de oplossing, maar hij gaat ten onder aan zijn eigen succes.’ Door het succes van het gele fruit, wordt TR4 alleen maar sneller verspreid. Dat is het riskante aan een monocultuur, waar maar één soort gewas wordt verbouwd. Waar we veel verschillende soorten appels of peren hebben, is er maar een soort banaan. Als er iets mis gaat in die keten -zoals een bodemschimmel- treft dat al snel alle bananen.

Hoe nu verder met de Cavendish

‘Uiteindelijk is de oplossing: Cavendish weg. Die moet je vervangen met een set rassen die divers zijn’, vertelde Kema. Hiervoor is resistentie maar ook een diversiteit aan bananen nodig. ‘Anders vervang je de ene kloon met de andere.’ Dit zorgt ook voor meer keuze bij de consument, want momenteel is er maar een soort banaan om uit te kiezen. Maar tot die tijd, wat zeker een jaar of tien kan duren, moet de bodemziekte zo lang en veel mogelijk worden afgeremd. 

‘Voorheen waren de grote bananenbedrijven beursgenoteerd en dat speelde zeker een rol. Ze moesten gewoon geld verdienen’, sprak Kema. ‘Anderzijds was het pure laksheid doordat Cavendish het Panamaziekte probleem in een klap oploste. Al die onbruikbare besmette grond kon opeens weer gebruikt worden. We zouden allemaal wel even rustig achterover gaan zitten. Maar nu is het te laat. We moeten er alles aan doen om de epidemie af te remmen en tijd te winnen om zo snel mogelijk resistente rassen te ontwikkelen.’

Bron: Gert Kema