Reactie: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG)

Onderstaande open brief is de reactie van de NVOG op Radars uitzending over bekkenbodemmatjes van 14 september 2015.

'Maandagavond jongstleden is in uw programma wederom aandacht besteed aan het onderwerp bekkenbodemmatjes. De NVOG ziet de door haar zorgvuldig gegeven antwoorden niet of nauwelijks terug in de gemaakte uitzending. Daarmee doet u de waarheid geweld aan en dient u het belang van de patiënt niet.

De NVOG vindt het belangrijk dat patiënten met de genoemde problemen en toekomstige patiënten goed geholpen worden. Dit begint met goede informatie. U leek hier ooit een aanzet toe te geven. Wij erkennen dat uw eerste uitzending over deze problematiek heeft geholpen in bewustwording en kennis bij patiënten in het algemeen alsmede een terecht gevoel van erkenning bij patiënten met deze soms vreselijke complicatie. U blijkt inmiddels consequent te kiezen voor een blijvende eenzijdige focus op de complicaties van de behandeling en niet op ontwikkelingen ten positieve in de techniek en organisatie van deze zorg. Wij denken dat patiënten niet geholpen worden door uw programma. De NVOG is daarom genoodzaakt tot het kiezen van andere kanalen. Uw recente verzoek tot inlichtingen en alle eventueel toekomstige verzoeken zullen wij daarom niet meer beantwoorden wanneer u deze lijn voortzet.

Hieronder treft u een nadere uitwerking aan van de redenen voor ons besluit:

  • U stelt aan het begin van het programma dat 1 op de 4 vrouwen last krijgt van een verzakking. Dit is onjuist; 11.4% van de Nederlandse vrouwen tussen de 45 en 85 jaar heeft hinder van een verzakking (Slieker et al, AJOG 2009). Het gecombineerde risico voor een vrouw van 80 jaar om tenminste eenmaal in haar leven een operatie voor herstel van verzakking en/of urine incontinentie te ondergaan is 1 op 5. (Wu et al, Obstet Gynecol 2014).
  • De verdraaide beeldvorming dat het over miljoenen mensen zou gaan (Amerikaanse advocaat). Dat is geen reëel beeld van de Nederlandse werkelijkheid waar het in absolute (populatiegrootte) maar ook in relatieve zin (minder brede toepassing van implantaten t.o.v. VS) cijfermatig een ander verhaal is.
  • U stelt dat er geen hulp geboden is of wordt, terwijl u weet dat er een hulplijn is waar patiënten uiteraard nog steeds welkom zijn.
  • U stelt dat de beroepsgroep deze patiënten collectief in de kou laat staan en geen expertise heeft om deze mensen te helpen. Inderdaad is helaas niet iedereen te helpen maar de insinuatie dat het over hele linie niet gebeurt, is onwaar, evenals de algemeen gestelde suggestie dat Nederlandse gynaecologen geen oog zouden hebben voor patiënten die ernstig lijden onder de complicaties van hun implantaat.

U stelt aan het begin van het programma dat 1 op de 4 vrouwen last krijgt van een verzakking. Dit is onjuist; 11.4% van de Nederlandse vrouwen tussen de 45 en 85 jaar heeft hinder van een verzakking (Slieker et al, AJOG 2009). Het gecombineerde risico voor een vrouw van 80 jaar om tenminste eenmaal in haar leven een operatie voor herstel van verzakking en/of urine incontinentie te ondergaan is 1 op 5. (Wu et al, Obstet Gynecol 2014).

De verdraaide beeldvorming dat het over miljoenen mensen zou gaan (Amerikaanse advocaat). Dat is geen reëel beeld van de Nederlandse werkelijkheid waar het in absolute (populatiegrootte) maar ook in relatieve zin (minder brede toepassing van implantaten t.o.v. VS) cijfermatig een ander verhaal is.

U stelt dat er geen hulp geboden is of wordt, terwijl u weet dat er een hulplijn is waar patiënten uiteraard nog steeds welkom zijn.

U stelt dat de beroepsgroep deze patiënten collectief in de kou laat staan en geen expertise heeft om deze mensen te helpen. Inderdaad is helaas niet iedereen te helpen maar de insinuatie dat het over hele linie niet gebeurt, is onwaar, evenals de algemeen gestelde suggestie dat Nederlandse gynaecologen geen oog zouden hebben voor patiënten die ernstig lijden onder de complicaties van hun implantaat.

  • U positioneert Prof S. Raz, als een gynaecoloog terwijl het een uroloog is.
  • In uw programma wordt gesteld dat deze specialist een van de weinigen is die dit soort operaties verrichten. Dit is onjuist, we nodigen patiënten met deze klachten uit ons via de hulplijn van de NVOG te bellen om ze verder te verwijzen in Nederland. We wijzen u er verder op dat u de patiënten met deze ernstige klachten valse hoop kan geven en op hoge kosten kan jagen voor een behandeling met serieuze potentiële complicaties en die mogelijk (helaas) niet altijd zo effectief is als u wenste te schetsen. De behaalde pijnreductie van 1 op een schaal van 10 is een matig resultaat. Een drama voor deze vrouw. Het geeft ook aan dat deze patiënten een heel invaliderend en lastig probleem kunnen hebben die telkens individueel geanalyseerd en behandeld moeten worden.
  • U beschrijft de problemen met een specifiek implantaat. U koos ervoor niet te vermelden dat dit implantaat al enkele jaren niet meer wordt gebruikt in Nederland (en overigens nergens in de wereld meer verkrijgbaar is).
  • Zonder wederhoor laat u een gynaecoloog aan het woord die suggereert dat implantaten per definitie slecht zijn, terwijl momenteel bij 5 procent van de vrouwen complicaties optreden, en 2 procent van de patiënten het risico lopen op pijnklachten (Nederlands onderzoek, ingediend voor publicatie). Voor degene die het overkomt kan dat een dramatische impact hebben en is dus onverminderd reden om uitermate goed voor te lichten aan patiënten alvorens samen te besluiten tot het al of niet plaatsen van een implantaat.

U positioneert Prof S. Raz, als een gynaecoloog terwijl het een uroloog is.

In uw programma wordt gesteld dat deze specialist een van de weinigen is die dit soort operaties verrichten. Dit is onjuist, we nodigen patiënten met deze klachten uit ons via de hulplijn van de NVOG te bellen om ze verder te verwijzen in Nederland. We wijzen u er verder op dat u de patiënten met deze ernstige klachten valse hoop kan geven en op hoge kosten kan jagen voor een behandeling met serieuze potentiële complicaties en die mogelijk (helaas) niet altijd zo effectief is als u wenste te schetsen. De behaalde pijnreductie van 1 op een schaal van 10 is een matig resultaat. Een drama voor deze vrouw. Het geeft ook aan dat deze patiënten een heel invaliderend en lastig probleem kunnen hebben die telkens individueel geanalyseerd en behandeld moeten worden.

U beschrijft de problemen met een specifiek implantaat. U koos ervoor niet te vermelden dat dit implantaat al enkele jaren niet meer wordt gebruikt in Nederland (en overigens nergens in de wereld meer verkrijgbaar is).

Zonder wederhoor laat u een gynaecoloog aan het woord die suggereert dat implantaten per definitie slecht zijn, terwijl momenteel bij 5 procent van de vrouwen complicaties optreden, en 2 procent van de patiënten het risico lopen op pijnklachten (Nederlands onderzoek, ingediend voor publicatie). Voor degene die het overkomt kan dat een dramatische impact hebben en is dus onverminderd reden om uitermate goed voor te lichten aan patiënten alvorens samen te besluiten tot het al of niet plaatsen van een implantaat.

Patiënten met een verzakking worden collectief angst aangejaagd voor een implantaat. Het grote merendeel van deze vrouwen krijgt geen implantaat maar wordt wel zorg mijdend. Om over de vrij beperkte groep patiënten waarvoor een implantaat soms de enige uitkomst kan zijn nog maar niet te spreken.

Het resultaat van uw handelen is niet alleen angst bij patiënten maar ook wantrouwen naar hun (toekomstige) dokters. Wie kan je nog vertrouwen? Hier heeft u gisteren een wantrouwen naar overheid en inspectie voor de gezondheidszorg aan toegevoegd. Volgende week lijkt u ook het proces van de wetenschap toe te voegen aan deze lijst. Wij vragen u om hier strikt feitelijk te blijven in de hoop dat een en ander niet zal leiden tot een breed wantrouwen naar het Nederlands klinisch wetenschappelijk onderzoek. De neveneffecten zouden een stagnerende innovatie in middelen en methoden kunnen zijn. Dat dient uiteindelijk het belang van de patiënt niet.

De NVOG stelt vast dat u niet geïnteresseerd in een breder, objectief kader. We stellen ook vast dat u selectief eerder gegeven feitelijk correcte antwoorden weglaat of verdraait.

We doen een appe?l op uw journalistieke verantwoordelijkheid tot waarheidsvinding en objectieve rapportage. Dit is ons inziens niet alleen een journalistieke maar, zeker als organisatie die uit publieke middelen put, ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid.'Lees de reactie van Antoinette hier