Slechts klein deel van huisartsen denkt in de toekomst hun beroep te blijven uitoefenen
Grote druk rust op de huisartsenzorg, blijkt uit een enquête die onder ruim 600 huisartsen werd gehouden. Huisartsen weten niet meer zeker of zij hun beroep willen blijven uitoefenen en worden opgezadeld met zorgtaken waarvoor ze niet genoeg zijn gekwalificeerd.
Een kleine twintig procent van de Nederlandse huisartsen denkt in 2037 nog steeds het beroep van huisarts uit te oefenen, blijkt uit een onderzoek van het journalistieke collectief Spit voor De Groene Amsterdammer en Trouw. Ruim de helft van alle huisartsen weet niet of ze de komende vijftien jaar hun vak nog zullen uitoefenen en de overige huisartsen zijn al bijna met pensioen of weten het antwoord op de vraag niet.
Huisartsen zien hun werk als zwaar
Spit hield de afgelopen maanden een enquête onder ruim 600 huisartsen en voerde uitgebreide gesprekken met ruim twintig van hen. Hieruit blijkt dat huisartsen hun werk als zwaar zien. Onderdeel daarvan zijn een verstoorde werk-privébalans en de onregelmatige nacht- en weekenddiensten. Ook is er een tekort aan ondersteunend personeel. Hun takenpakket wordt groter en de huisvestingskosten worden hoger.
De voorspelling van Nivel, een gezondheidszorg-onderzoeksbureau, is dat er binnenkort te weinig huisartsen zijn voor de zorg die gevraagd wordt. Volgens registratiecijfers van artsenfederatie KNMG stoppen er elk jaar rond de 45 huisartsen die jonger zijn dan vijftig jaar. Vorig jaar waren dat er zelfs 138.
Extra taken vaak voor de rekening van huisartsen
Negentig procent van de huisartsen zegt extra taken te krijgen, terwijl zij hier niet voldoende voor zijn gekwalificeerd. Zo worden bij wachtlijsten in de ggz, of ouderen die in ernstige situaties niet gelijk terechtkunnen bij verpleeg- of verzorgingshuizen, de zorg neergelegd bij de huisartsen. Meerdere huisartsen noemen hun beroep 'het afvoerputje van de zorg'.
Ook is het vak te zwaar om het in een normale werkweek te doen en gaat het in de realiteit vaak om 59 uur in de week, berekende Nivel. Daarom is er onder jonge huisartsen weinig animo om een eigen praktijk te beginnen. Ze werken vaak als zzp'er, als een manier om meer invloed te hebben op werkdagen- en tijden. In 2010 werkte tien procent van de huisartsen als zzp'er, in 2019 werd dat volgens Nivel twintig procent.
Moeilijk om opvolgers te vinden
Praktijkhouders die hun pensioen verwelkomen, kunnen op het platteland vaak geen opvolger vinden. Commerciële organisaties leggen die praktijken dan in handen van zzp-huisartsen. Door deze ontwikkelingen bestaat de zorg dat de huisarts als 'vast gezicht', die zijn patiënt kent, verdwijnt.
Bron: Trouw